Geschiedenis

De eerste man op het gebied van klassiek kloneren was de Duitse embryoloog Hans Spemann, die aan het begin van deze eeuw proeven deed met embryo's van salamanders. Een pas bevruchte eicel bond hij af met behulp van een haar, op zo'n manier dat de celkern aan één kant zat en de beide helften slechts via een dun kanaal met elkaar in verbinding stonden. De helft met de kern begon zich spoedig te delen en ontwikkelde zich tot een embryo, de andere helft niet. Als hij het haar iets losser maakte, kon de gedeelde kern wel naar de andere helft en ontwikkelde zich daaruit een tweede embryo. Spemann ontdekte op deze manier dat de embryonale cellen in staat zijn zelfstandig uit te groeien tot een embryo. Hij ontving daarvoor in 1935 de Nobelprijs. Spemann suggereerde in 1938 al dat kloneren mogelijk moest zijn door de celkern van de ene naar de andere cel over te brengen, maar hij voerde het experiment zelf nooit uit.

 

Hans Spemann